In mijn adviespraktijk betoog ik altijd dat voor een (voor alle partijen) succesvolle samenwerking een overeenstemming tussen partijen op het niveau van belangen cruciaal is. Gelijke belangen maken succes relatief eenvoudig, bij complementaire belangen is succes mogelijk maar komt dat niet vanzelf, en bij strijdige belangen is succesvolle samenwerking moeilijk of onmogelijk. Dat is zo theoretisch makkelijk gezegd, maar de toepassing in de praktijk is niet altijd even eenvoudig.
Daarom ben ik zo blij met wat er gebeurd is en nog steeds gebeurt tussen de havens van Rotterdam en Antwerpen. We kennen deze havens als kemphanen die elkaar handel betwisten, op meer of minder slinkse wijze. Zo is in de pers het afgelopen decennium veel aandacht besteed aan de baggeroorlog tussen deze twee havens.
Om Antwerpen bereikbaar te maken voor grote zeeschepen moest de, Nederlandse, Westerschelde worden uitgebaggerd. Het besluitvormingsproces bleek in Nederland meer dan 10 jaar te duren. Daar maak je geen vrienden mee. Maar deze week bleek uit berichten in het Financieel Dagblad van 11 januari 2011 dat er een grote ommekeer in de relatie tussen Antwerpen en Rotterdam heeft plaatsgevonden. En daarachter zitten kennelijk veranderde inzichten over de belangen van beide havens.
Wat is er aan de hand? Rotterdam en Antwerpen willen een aandelenpakket nemen in Duisport bij Duisburg, de grootste Europese binnenhaven. “Wij hebben een gezamenlijk belang om daar een knooppunt van onze goederen van te maken”zegt de Rotterdamse havendirecteur Hans Smits. Beide havens willen kunnen meebeslissen over Duisport, om het volume transport over Antwerpen en Rotterdam te vergroten. Ofschoon het gezamenlijk belang al lang bestaat, werd de samenwerking tot voor kort gefrustreerd door vertrouwenondergravend gedrag vanuit Nederland. De kentering in de relatie kwam toen het uitbaggeren van de Westerschelde door Nederland werd toegestaan. Dit heeft kennelijk een positief schokeffect op de relatie gehad. De Antwerpse havendirecteur Bruyninckx zegt: Hoe kun je ernstig over samenwerking praten als een partij de hefboom tot groei wordt ontzegd. De opluchting was totaal toen Antwerpen de verdieping werd gegund. Antwerpen en Rotterdam initiëren nu ook samenwerking op andere punten, zoals het vormen van een gezamenlijk cluster voor olie en chemie, met bijvoorbeeld meer pijpleidingen tussen beide havens. JvB
Binckbank revisited
Nee, ik heb niet een eenzijdig gerichte belangstelling; maar het gaat al weer over de avonturen van Binckbank. De bank mij verbaasde eerder door het kroonjuweel (het systeem voor de on-line beleggingsbroker) aan de concurrent te leveren, maar het waarom werd voor een deel erna duidelijk toen bleek dat Binckbank kennelijk een nieuwe strategie hanteert. Op 1 mei schreef ik over diversificatie gebaseerd op kerncompetentie. Op 6 juli stond in het FD een nieuw bericht over Binckbank dat deze strategie bevestigt. Ook wordt het plaatje verder ingekleurd met samenwerking als strategie. Binckbank maakt namelijk in samenwerking met Delta Lloyd als eerste gebruik van nieuwe Nederlandse wetgeving om een “pensioenprijsvechter” te starten. De joint venture, “Be Frank” geheten, zegt pensioenregelingen uit te kunnen voeren voor maximaal € 120 per deelnemer / jaar. Verzekeraars zouden daar € 136 voor nodig hebben, en pensioenfondsen € 239. Interessant. In de context van deze blog is de vraag wat de betekenis van samenwerking in het geheel is. Die lijkt groot te zijn, en volgens het boekje. Delta Lloyd brengt verzekeringstechnsche expertise mee, Binckbank het on-line Platform voor beleggen, lees: de technologie voor low-cost self-service transparante financiële dienstverlening. Kortom, complementaire competenties. Daarnaast lijkt ook het belang gelijk, nl. omzet en winst uit dienstverlening. Belangenconflicten kan ik op het oog niet ontdekken, behalve wellicht Delta Lloyd intern, dat de eigen dienstverlening gaat kannibaliseren (ze zeggen zelf dat dat niet gebeurt). Wordt dit een echte partnership? Ondertussen vraag ik me af hoe de risico’s worden belegd.
Een opmerkelijke samenwerking: cell phone novels
Een paar jaar geleden deed ik voor een klant een onderzoek naar maatschappelijke IT-trends die mogelijk consequenties zouden kunnen hebben voor het IT-beleid van de Nederlandse overheid. Eén van de meest opmerkelijke trends was er één die achteraf ook uit het oogpunt van samenwerking erg interessant is. Het gaat om het verschijnsel van zogenaamde “cell phone novels”, oftewel GSM-romans.
In de Japanse top-10 van meest verkochte romans in 2007 staan 5 boeken die oorspronkelijk op een mobiele telefoon zijn geschreven. Ja, dat staat er correct. Het gaat niet om boeken die op een mobieltje worden gelezen, maar daadwerkelijk geschreven. Het verhaal hierachter is dat Japanners door de overbevolkte binnensteden vaak op grote afstand van hun werk wonen, dagelijks lange tijd in het openbaar vervoer doorbrengen. Dat is zo druk dat je er geen boek, laat staan een krant of tijdschrift kunt lezen. Je kunt alleen een Gsm bedienen, maar bellen is verboden. In die situatie zijn Japanners op hun mobiel fictie gaan schrijven. Er is trouwens nog meer in detail te vertellen over de omstandigheden waardoor dit mogelijk was, maar dat voert te ver voor deze blog. Zie bijvoorbeeld: http://www.techcrunch.com/2007/12/02/in-japan-half-the-top-selling-books-are-written-on-mobile-phones/. De top-seller ging meer dan 420.000 keer over de toonbank, de andere 4 Gsm-romans haalden gemiddeld 400.000 exemplaren.
Nu over het samenwerkingsaspect. Er lijkt sprake te zijn van een symbiose van een drie à vier partijen die elkaar vinden in een systeem van complementaire of gelijke belangen. Het begint bij de auteur, die autonoom begint een verhaal te schrijven, en dan besluit om het in feuilletonvorm op een website te publiceren. Belang, behoefte van de auteur? Wellicht zucht naar roem of erkenning, exhibitionisme? In elk geval een behoefte om uit de anonimiteit te stappen (ook al hanteren auteurs meestal pseudoniemen). Het website-feuilleton trekt dan kennelijk snel een trouwe schare lezers, die, en dat is bijzonder, reageren op de website met commentaar, vragen en suggesties, die door de auteur worden opgepikt en het verloop van het verhaal beïnvloeden. De auteur wordt zo creatief geholpen door z’n publiek, en de lezers worden mede-auteurs. Na afsluiting van het feuilleton zijn sommige van de best gelezen romans door commerciële uitgeverijen als papieren boek uitgegeven. In de boekhandel is er dan het eerder beschreven commercieel succes. Belangen van uitgever en boekhandel zijn omzet en winst, en risico-minimalisatie; zij zien graag hoge volumes verkochte boeken en een laag risico van verloren investeringen. Al die belangen worden uitstekend gediend. De romans zijn al geschreven en auteurs hebben geen voorschotten nodig. Ook is er een gegarandeerd publiek en dito omzet. Lezers hebben immers meegeleefd met het feuilleton en hebben ook zelf inhoud aan een boek gegeven Die willen dan graag een papieren exemplaar in de kast hebben staan. Ten slotte streelt publicatie in papiervorm natuurlijk het ego van de auteur, en misschien ook van de lezer/mede-auteurs. Everybody happy! Hebben we zo iets ook in Nederland? Of in Europa?